Meditatie - November

Gepubliceerd op 31 oktober 2025 om 12:00

Een gezang dat buiten de kerkmuren klinkt

De gezangen horen bij de kerkelijke cultuur. In een dienst met veel mensen die nooit een kerkdienst bezoeken merk ik hoe totaal onbekend onze oude cultuur van gezangen en psalmen bij die mensen is. Het zegt ze niets. Ze hebben de muziek nooit gehoord, de woorden raken hen niet. De liederen die mij nauw aan hart liggen hebben in de afgelopen decennia hun zeggingskracht buiten de kerk totaal verloren.

Maar er zijn uitzonderingen. Een van de uitzonderingen is een lied dat gaat over aanvechting en de dreiging van de dood. Ik heb het vaak gehoord op 4 mei door het korps vertolkt. Zelfs op het grote feest van het 105 jarig feest van Wubbenus Jacobs werd het weer gespeeld. Dat is niet verbazingwekkend, want het wordt ook gespeeld en gezongen bij de grote bekerfinale in het Wembleystadion. 

Ik heb het over gezang 247 in het nieuwe liedboek: ’Blijf mij nabij wanneer het duister daalt’. Het lied is oorspronkelijk geschreven door Henry Francis Lyte als ’Abide with me’. De melodie is geschreven door William Henry Monk en het is een hele ingetogen melodie. De melodie heeft geen groot verschil tussen hoogste en laagste tonen en is ook niet heel ritmisch. De vierstemmige zetting en de melodie vormen een eenheid. Het is op en top een gezang. De rustige en wat gedragen sfeer past heel goed bij de tekst.

Het lied is een avondgebed dat gebeden wordt voor het slapen gaan. Maar het je te ruste leggen is tegelijkertijd beeldspraak. Het gaat eigenlijk over het naderen van de dood en dat je je in voorbereiding daarop overgeeft aan God.

Dat wordt eigenlijk al duidelijk in het eerste couplet. Het gaat over het dalen van de duisternis, maar het is een duisternis waarin geen licht meer schijnt. Dat is meer dan een aardse nacht, al waren de nachten in de 19e eeuw veel donkerder dan die van de 21 eeuw. Maar een nacht zo donker dat er helemaal geen licht meer straalt verwijst toch naar de laatste duisternis, namelijk die van de dood. Dat er geen andere helpers meer zijn verwijst ook naar de weg van het sterven waarop ook niemand je kan begeleiden. Je doet het alleen.

Het tweede couplet houdt het beeld van de avond nog even aan. In dat couplet staat ook die prachtige zin: ’Alles vervalt in het wisselend getij’. Door alle veranderingen heen, houdt uiteindelijk alles op te bestaan. Alleen God is eeuwig.

Het derde couplet zegt dat Gods genade het enig licht is in deze duisternis en vraagt God nabij te zijn in nacht en ontij en dat is een herformulering van de eerste regel en daardoor een soort van afsluiting.  

Het vierde couplet heeft namelijk niet meer de vorm van een gebed. Het gaat over God. De dood wordt aangesproken. Waar is uw prikkel en wat dreigt u mij. Schuilend onder de vleugels van God durft de dichter deze woorden tegen de dood uit te spreken. Hij is ervan overtuigd dat hij zal winnen door God.

Het laatste couplet heeft weer het karakter van een gebed en gaat expliciet over sterven. Ook richt het zich op de nieuwe dag die komt na de nacht en gaat dus ook de dag van God die aan zal breken na het sterven om dan voor de derde keer te vragen om Gods nabijheid in dood en leven. Daarmee wordt de openingszin van het lied geduid. Het gaat zowel over het leven als de dood.

Dit lied is heel geschikt voor begrafenissen maar het wordt helemaal niet zoveel gezongen tijdens uitvaartdiensten. Dat is in ieder geval mijn ervaring. Ik denk dat het wat ingetogen en toch ook weer expliciet karakter, veel mensen wat terug doet schrikken. Toch verdient het lied meer overweging vanwege zijn ingetogenheid en als uitdrukking van Godsvertrouwen. Zeker ook omdat het buiten de kerkmuren als een van de weinige gezangen nog wat bekendheid heeft. 

Ds. Marco Roepers

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.