Meditatie - Juli / Augustus

Gepubliceerd op 1 juli 2025 om 06:00

Dominees-vakantie-lied

De zomer is de periode van vakantie. Het is de tijd om buiten te zijn en ervan te genieten. Door prachtige landschappen te reizen en de natuur om je heen waar te nemen. Ik doe dat ook en je hoeft niet eens ver weg.            In Friesland en omstreken is heel veel te beleven. 

Er is een lied dat de bijnaam Dominees-vakantie-lied heeft. Het is gezang 978. Een lied van Jan Wit, waarin de natuur uitgebreid aan bod komt. De inspiratiebron voor het eerste vers is het begin van psalm 24.

Van de HEER is de aarde en alles wat daar leeft,   de wereld en wie haar bewonen,                Hij heeft haar op de zeeën gegrondvest,              op de stromen heeft Hij haar verankerd.

Als we dat vergelijken met het begin van dit lied dan valt de overeenkomst op:

Aan U behoort, o Heer der heren,                        de aarde met haar wel en wee,                                de steile bergen, koele meren,                              het vaste land, de onzekere zee.                        Van U getuigen dag en nacht.                                Gij hebt ze heerlijk voortgebracht.

De aarde is van God, zo stellen zowel het lied als de psalm. De beelden zijn inderdaad dingen die we op vakantie opzoeken. Bergen, meren en zeeën. Maar bij al die elementen staat een bijvoeglijk naamwoord, een woord dat een bepaalde eigenschap beschrijft. De bergen die steil zijn, de meren die koel zijn, de zeeën die onzeker zijn. Dat maakt het allemaal wel ambivalent. Zeker de meren, want de term de koele meren verwijst naar de roman “Van de koele meren des doods”. De dood en gevaren liggen kennelijk ook op de loer in al deze fascinerende landschappen. Vandaar dat Jan Wit ook spreekt van de aarde met haar wel en wee. Dat wil zeggen: de aarde met al haar dubbelheid is van God. In deze landschappen zijn schoonheid en een lichte huiver met elkaar verbonden.

Maar Jan Wit gaat verder. Hij beschrijft een tuin rond een graf dat open is. Dat verwijst naar de opstanding van Jezus. Het is de tuin van Jozef van Arimathea op de paasmorgen waar alles bloeit omdat de dood verslagen is. Het is juist het paasevangelie dat ervoor zorgt dat we nog meer van de aardse natuur kunnen genieten omdat de dood begrensd is.                                                                                                                            Jan Wit beschrijft de akkers waar het graan groeit voor het dagelijks brood. Van al die verschillende akkers worden de graankorrels verzameld om verenigd te worden in een brood. Maar de vermelding direct na een verwijzing naar de opstanding maakt dat deze regels ook wijzen naar het avondmaal, waardoor wij mensen samen het lichaam van Christus worden. Vervolgens verwijst het lied naar de bloemen van het veld die volgens Jezus in Matteüs 6 mooier bekleed zijn dan Koning Salomo en naar de vogels die niet zaaien, maaien en oogsten maar gevoed worden door God. Zoveel te meer zorgt God voor ons.

En dan komt het lied tot een conclusie. Al die dingen van de aarde kunnen verwijzen naar God die voor ons zorgt en altijd met ons      mee gaat. En zo kunnen we nog meer genieten van de prachtige natuur. 

Laat mij door de wereld gaan met open oren, open ogen. Een opmerkelijke zin voor iemand die heel jong blind geworden is. Maar die ogen moeten open zijn om Gods geheimen in de natuur te kunnen lezen. En dat kan ook iemand die blind is gegeven zijn. 

Met recht is dit het dominees-vakantie-lied. Een lied dat je inspireert om in de vakantie met andere ogen te gaan zien.

Ds. Marco Roepers

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.